Elke fokker maakt zijn eigen keuzes. De meeste fokkers kijken bij de ouderdieren waarmee ze willen fokken naar dezelfde punten, maar hoe zij deze punten tegen elkaar afwegen is voor iedereen persoonlijk.
Onze definitie van fokken is “een compromis sluiten om een combinatie te maken van twee ouderdieren waarin je de risico’s op negatieve dingen zo laag mogelijk inschat en de kans op de dingen die je terug wil zien zo hoog mogelijk”.
Waar kijken we naar?
- Gezondheid
- Karakter
- Uiterlijk
Deze drie zaken horen bij élke fokker een rol te spelen in het fokprogramma. Een fokker die naar één van deze drie zaken niet kijkt bij het bepalen of er gefokt wordt met een bepaald individu, krijgt vroeg of laat problemen. Bij ons zijn deze drie zaken van gelijk belang.
Algemeen
Wij zijn lid van de Nederlandse Barbet Club en fokken volgens de regels van het Verenigings Fokregelement.
De klinische gezondheidstesten die verplicht zijn, zijn HD-onderzoek en het ECVO-oogonderzoek.
Wij zijn vanaf het begin groot voorstander van het blijven herhalen van ECVO oogonderzoeken bij dieren die zijn ingezet voor de fok. Te vaak zien we honden die alleen op jonge leeftijd zijn ingezet en alleen voor die dekking(en) een geldige ECVO-test hadden. Oogaandoeningen uiten zich meestal op latere leeftijd, wat herhalingsonderzoek van groot belang maakt.
Daarnaast moeten Nederlandse fokdieren een MyDogDNA of Embark profiel hebben.
Daarin zitten onder andere de DNA testen voor prcd-PRA (een oogaandoening waarvan sinds 2018 bekend is dat die in ons ras voorkomt), Von Willebrand Type 1 (een bloedafwijking waarvan (nog) niet duidelijk maar wel waarschijnlijk is dat het gevolgen kan hebben) en de D-locus (deze locus kan een verdunde kleur tot expressie laten komen, welke een huidaandoening kan veroorzaken).
Naast deze verplichte onderzoeken hoort een fokker ook te kijken naar andere zaken.
Dingen als allergieën, lage weerstand en dergelijke horen ook meegenomen te worden in de keuze om wel of niet te fokken.
Alleen met honden die geestelijk stabiel zijn, moet gefokt worden. Socialisatie en opvoeding kunnen de genetisch vastgelegde karaktertrekken van een hond niet ongedaan maken of veranderen. Wij kennen de Barbet als een stabiele, open hond die niet schrikt van het minste of geringste en áls hij al ergens van schrikt zal hij snel herstellen.
Een fokker die zegt niet op uiterlijk te fokken, is geen geschikte rashondenfokker. De rasstandaard is geschreven op de ideale rasvertegenwoordiger en elk fokdier zou hier zo goed mogelijk aan moeten voldoen. Dat wil niet zeggen dat elk ingezet individu kampioen moet zijn, maar ze moeten wel in enige mate voldoen aan de standaard.
De rasstandaard omschrijft onder andere hoe de ideale functionele bouw van het ras eruit ziet. Bouw, en zeker functionele bouw van een ras wat als jachthond werd gebruikt, is ook een belangrijk onderdeel van de gezondheid. Een functioneel gebouwde hond heeft minder kans op blessures en vervroegde slijtage van onder andere de gewrichten.
Naast of de hond in meer of mindere mate voldoet aan de standaard, moet je ook weten wat de goede en slechte punten in de lichaamsbouw zijn om te proberen die te verbeteren. Wij zijn van mening dat één- of tweemaal naar een show een fokker niet voldoende kennis kan bieden van de goede en slechte punten van hun hond, zeker niet als de eigenaar zelf niet een zekere mate van ervaring heeft met het inschatten van de kwaliteiten van de hond op een objectieve manier.
Voor ons ras zijn helaas maar weinig rasspecialistische keurmeesters beschikbaar, waardoor we op show al vaak ‘aangewezen’ zijn op allrounders.
Bij het zoeken naar de ideale partner voor een hond, komt er echter nog wel wat meer bij kijken dan die drie zaken. Wij vinden dat iedereen met de wens om te fokken met zijn of haar hond, zich goed in moet lezen op onder andere genetica. En dan dus niet het standaard lesje waarbij aan de hand van kleurtjes de wetten van Mendel worden uitgelegd, maar zodanig dat je je realiseert waar je als fokker de verantwoordelijkheid voor neemt. Er wordt wel gezegd ‘fokken is gokken’ maar je kunt het risico wel zo klein mogelijk maken. Zorgen dat je zoveel mogelijk kennis vergaart en blijft leren, kan je daarbij helpen.
Om te beginnen is het van belang om te snappen hoe belangrijk genendiversiteit is binnen een ras.
Een oplopend inteeltcoëfficiënt heeft op langere termijn een negatief effect op het ras, waarbij verlies aan vitaliteit, verlies aan instincten, verlies aan vruchtbaarheid maar nog belangrijker: verslechtering van de weerstand optreedt.
De veelgebruikte zin ‘wij fokken om het ras te verbeteren’ zul je ons niet horen bezigen. Wij zien niet in hoe iemand, zonder een heleboel te fokken met een heleboel verschillende honden, een heel ras kan verbeteren. Wij willen graag de positieve kwaliteiten van de ouderdieren proberen te behouden en op die manier een bijdrage leveren aan het ras.
Uiteindelijk zullen we kiezen voor de combinatie waar wij zelf het meest achter staan en waarmee wij verwachten onze toekomstplannen te kunnen verwezenlijken.
Partnerkeuze
Bij het zoeken naar een reu kijken wij in eerste instantie naar reuen die ons in type aanspreken en die nog niet gebruikt zijn voor teefjes met een vergelijkbare stamboom. Wij vinden het belangrijk dat een combinatie iets nieuws betekend voor de populatie en ons in de toekomst mogelijkheden biedt. In het herhalen van combinaties of het combineren van bloedlijnen die al meerdere keren door anderen zijn gecombineerd, zien we weinig nut tenzij we er een geldige redenatie voor zien.
Wat wij ook in het oog houden, wat elke fokker hoort te doen, is dat we verder denken dat alleen de generatie die je – op papier – aan het maken bent. Je kunt nog zo’n mooie combinatie in gedachten hebben, maar als je met een nakomeling uit die combinatie niet verder kan in de toekomst sta je nog met lege handen.
Óf er met de nakomeling gefokt gaat worden, is op dit punt eigenlijk niet van belang want wij vinden dat er met élke nakomeling gefokt zou moeten kunnen worden indien de eigenaar dat wil.
Als we een combinatie vinden waar we achter kunnen staan, kijken we dus ook of er geschikte partners zijn voor de nakomelingen.
Inteeltpercentage
Een van de overwegingen bij het zoeken naar een geschikte combinatie is het inteeltpercentage.
Het inteeltpercentage (ofwel COI – Coefficient of Inbreeding) was tot voor kort iets wat fokkers alleen konden (laten) berekenen op basis van stambomen.
Het is een statistische berekening die weergeeft wat de kans is dat op een locus (stukje van het DNA) de allelen (altijd 2 – 1 afkomstig van de vader en 1 afkomstig van de moeder) hetzelfde (homozygoot) zijn, waarbij dan uitgegaan wordt van het feit dat deze genen afkomstig zijn van een gezamenlijke voorouder.
Natuurlijk gaat ook de wetenschap met de tijd mee.
Bij Embark wordt het genetisch COI berekend: het daadwerkelijke percentage loci die homozygoot zijn.
Tot nu toe is het genetisch COI van onze honden die getest zijn bij Embark lager dan het statistisch COI.
Voor elke hond waarmee we fokken, en zelfs per nest, kan het verschillen wat wij voor die teef en/of dat nest het maximale statistische COI vinden. Daarnaast zullen we, als het mogelijk is, kijken naar de geschatte genetische COI van de nakomelingen.
Daarbij is het uiteraard ook van belang van welke honden uit de stamboom de inteelt komt. Een laag COI van individuen of lijnen waar we liever niet op willen terugfokken is voor ons negatiever dan een iets hoger COI van individuen of lijnen waarvan we veel gegevens hebben en waar we positief tegenover staan.
Daarnaast is inteelt niet erfelijk en kan een combinatie met een hoger COI in de ene generatie zorgen voor meer keuzemogelijkheden in de volgende generatie, wat de genetische variatie ten goede komt.
Voor de statistische COI gebruiken we de Pawpeds Database. Hierin staan de gegevens zoals deze op de officiele stambomen bekend zijn. Helaas is er in het (korte) verleden veel gerommeld en is bekend dat er Barbets zijn met incorrecte en vervalste stambomen. Hier proberen wij ook rekening mee te houden, maar aangezien de volle waarheid over het verleden nooit meer helemaal achterhaald zal worden, gaan we uit van wat er bekend is.
Voor de genetische COI zijn we zoals gezegd afhankelijk van de aanwezigheid van een Embark-profiel. Aangezien dit niet in elk land een verplichting is, zal niet elk fokdier deze hebben maar doen we ons best en zullen we de eigenaar hierin ook bijstaan als deze daarvoor open staat.
Gezondheidsuitslagen
De uitslagen van de gezondheidstesten van de beoogde partner, en van zijn familieleden, spelen uiteraard ook mee.
De tendens bij veel nieuwe fokkers is om alleen maar met ‘vrije’ honden (honden die op de beschikbare DNA testen vrij zijn en de hoogste scores hebben in klinische onderzoeken) te willen fokken. Zij schijnen te vergeten dat fokken meer is dan een paar testen en onderzoeken. De mogelijke kleuren die de pups hebben en de postcode van de eigenaar van de reu lijkt soms ook een grote rol te spelen.
Naast dat we maar een heel klein deel van de genen kunnen testen en de fenotypische onderzoeken ook maar beperkte waarde hebben, is fokken zoveel meer dan dat.
Wij gebruiken graag alle ‘moderne’ mogelijkheden die de wetenschap ons biedt bij de fokkerij, naast alle andere ‘ouderwetse’ inzichten die we van jongs af aan hebben opgebouwd.
Overselectie is één van de grootste risico’s binnen de fokkerij. Het verkleint de variatie in beschikbare genen in de (op dit moment nog gesloten) genenpool veel sneller dat af en toe een lijnteeltcombinatie dat kan!
Wij zijn dan ook fel tegenstander van het uitsluiten van honden op basis van het feit dat ze drager zijn voor een aandoening waarvoor een gevalideerde DNA-test bestaat (bijvoorbeeld prcd-PRA), op een kleine gebitsafwijking en dergelijke.
Natuurlijk combineren wij nooit honden die beiden drager zijn voor dezelfde aandoening. Daarnaast is een diepe kennis van stambomen van belang als het gaat om niet-testbare afwijkingen.
Als de hond in alle andere opzichten ons biedt wat we zoeken, kan dit nog steeds de ideale partner zijn.
Huiswerk
Inmiddels zijn we ruim 15 jaar ‘in het ras’ en drie generaties eigen fok verder. Meestal hebben we dus al opties in ons hoofd voor onze teefjes nog voor ze geboren zijn. Natuurlijk blijven we open staan voor alle mogelijkheden.
Allereerst evalueren we de hond als zij eenmaal uitgegroeid is en besluiten we wat de partner voor het betreffende teefje aan eigenschappen zou moeten hebben. Daarna kijken we ook opnieuw naar de gehele populatie welke interessante combinaties we kunnen maken.
Ook als we uitkomen bij een partner die we al langer overwegen, begint dan pas het huiswerk!
We willen zoveel mogelijk te weten komen over de hond zelf maar ook al zijn familieleden. Een hond is meer dan alleen zijn gezondheidsuitslagen, zeker als het gaat om polygenetische aandoeningen die ook nog eens in grote mate door het milieu beïnvloed worden.
Een hond is meer dan alleen zijn showresultaten of zijn uiterlijke kenmerken, net zoals een leuk temperament alleen niet voldoende is.
Maar een hond is ook meer dan hij of zij zelf, dus kijken naar familieleden is van groot belang. Hoe is daar de gezondheid van, hoe zijn die karakters en bevalt dat type ons ook?
Internet is hiervoor een mooi medium, maar het is ook van belang om met zoveel mogelijk mensen die de honden kennen te praten.
Wij vinden het belangrijk dat we met andere fokkers van ons ras, nationaal en internationaal, ‘on speaking terms’ zijn.
Daarnaast prijzen we ons gelukkig dat we met een aantal fokkers bevriend zijn, zowel Barbetfokkers als fokkers van andere rassen. Een goede vriendschap is gebaseerd op vertrouwen en respect, niet op het hebben van exact dezelfde mening over alle onderwerpen.
Gelukkig komen we op veel vlakken overeen waardoor we naast kunnen samenwerken in de fok ook goed kunnen ‘sparren’ en we van elkaars inzichten kunnen leren.
Niet zelden zorgen mijn vrienden ervoor dat ik mijn standpunten weer eens kritisch onder de loep neem en soms ook aanpas.
Want: ‘wie nooit zijn mening veranderd, heeft nooit iets bijgeleerd!’.